Amsterdam herbergt bijzondere kunstenaars en Vrije Tijd Amsterdam deelt graag hun verhaal. Vandaag stellen we een aantal vragen aan Ursula Neubauer.
Wilt u zichzelf eerst eens introduceren?
Mijn naam is Ursula Neubauer. Ik ben in 1939 in München geboren, haalde mijn middelbaar schooldiploma in Wiesbaden en studeerde aan verschillende universiteiten in Duitsland, zoals dat in de jaren zestig niet ongebruikelijk was. In Frankfurt/Main, Mainz, Tübingen, Hamburg en München, in de vakken Duitse, Engelse en Amerikaanse literatuur, met het vage doel journaliste te worden of bij een uitgever te gaan werken.
In mijn studiejaren reisde ik veel, naar Engeland, Schotland, Scandinavië, Italië, Israël en natuurlijk Oostenrijk voor bergtochten en skiën. In mijn laatste semester (1964) aan de Universiteit München leerde ik mijn man John Neubauer kennen, een Hongaar, die zijn land in 1956 was ontvlucht en naar de VS was geëmigreerd. Hij rondde zijn PhD als Germanist af en kreeg tijdens zijn verblijf in München een baan aan de Princeton University aangeboden.
We trouwden aan het eind van het jaar 1964 en ik volgde hem naar Princeton. De verhuizing naar een ander continent was geen probleem voor mij. In Princeton werden onze twee dochters geboren. Ik werkte incidenteel als vertaalster, gaf les in Duits, o.a. aan het Goethe Instituut in Cali, Colombia, waar John 1967/68 gastdocent was aan de Universidad del Valle. Daarna volgde ik (naast musiceren (altviool en viool) in orkest en strijkkwartet) lessen in schilderen aan een avondschool in Princeton,. Ik had het grote geluk me te kunnen ontwikkelen, vrij van financiële zorgen en met liefdevolle steun van mijn man.
Toen we in 1969 naar Cleveland/Ohio verhuisden, solliciteerde ik als student aan het Cleveland Institute of Art met het doel een leerbevoegdheid te halen. Dit was het begin van een zeer gerichte periode van theoretisch en praktisch leren tekenen en schilderen, boetseren, etsen en lithograferen, vol passie en toewijding. Mijn 5 jaren literaire studies in Duitsland telden haast niet, want hier werden andere vaardigheden gevraagd. Maar later had ik veel baat van mijn literaire kennis, die vaak de inspiratiebron van mijn werk is.
Na Cleveland volgden 10 vruchtbare jaren in Pittsburgh. Daar rondde ik een Bachelor of Art, hoofdvak Studio Arts, aan de Universiteit van Pittsburgh af en haalde een Master of Fine Arts aan de Carnegie Mellon Universiteit, hoofdvak grafiek (1976). Hier begon mijn professionele loopbaan als vrije kunstenaar met deelname aan tentoonstellingen overal in de VS, prijstoekenningen en verkoop van grafisch werk.
John’s benoeming als hoogleraar Algemene Literatuur aan de UVA trok ons in 1983 naar Amsterdam. In deze stad heb ik goed kunnen aarden en mijn professionele carrière verder kunnen ontplooien. Ik denk dat de me vaak opgelegde verhuizingen, met noodzakelijke beweeglijkheid in taal en cultuur, een effect hadden op mijn werkwijze als kunstenaar. Dynamiek en complexiteit zijn kenmerkend voor mijn werk.
U bent grafisch kunstenaar, met welke techniek werkt u het liefst?
Als masterstudent was ik vooral getraind in lithografie. Toen ik naar Amsterdam kwam, werkte ik in het Amsterdams Grafisch Atelier op de Anjelierstraat, toen nog technisch rudimentair ingericht, vooral in vergelijk met Amerika. De zware lithostenen moesten nog met de hand omhooggetild worden, want er was geen lift. Dat was me lichamelijk te zwaar en daarom stapte ik over op etsen en droge naald, daarna ook op zeefdruk en houtsnede.
Gebruikt u buiten grafiek en de pers ook andere materialen?
2000/2001 was ik een half jaar artist in residence in het Kala Art Institute, Berkeley. Daar leerde ik met Photoshop, een digitale fototechniek, om te gaan. Mijn motivatie was eerder om hedendaagse kunst beter te kunnen begrijpen dan deze techniek zelf toe te passen. Maar al gauw begreep ik de expressieve mogelijkheden voor mijn eigen werk. Een voorstelling in je hoofd laat zich gemakkelijk in beeld brengen.
Je kunt het perspectief of de sfeer van een landschapsfoto of situatie met een klik op de computer veranderen, het beeld omkeren in het negatief of van kleur veranderen naar zwart/wit. Je kunt in Photoshop gelaagd werken, een tekening over een foto plaatsen en met de grootte van de beelden spelen.
In principe kun je met de traditionele druktechnieken ook in vele lagen drukken, door verschillende platen met verschillende beelden over elkaar te drukken, transparant of juist opaque wat verloop of gelijktijdigheid van gebeurtenissen kan suggereren.
Het voordeel van Photoshop is ook dat je sneller alle visuele mogelijkheden kunt uitproberen zonder verspilling van inkt en papier. Alleen als je tevreden bent met het resultaat op het scherm, kun je het afdrukken op fine arts papier in grote maten en in een rijke kleurschaal.
Hieronder een digitale afdruk van een filmstill met een foto over elkaar, waarbij transparantie doorslaggevend is voor het mysterieuze effect.
Later heb ik in Amsterdam een animatiecursus gevolgd, nadat ik het werk van William Kentridge, een Zuid Afrikaanse kunstenaar, heb leren kennen. Hij is beroemd om zijn stop-motion video’s, waarin hij zichzelf tekenend in beweging laat zien. Supergaaf! Kentridge was al twee keer met grote filminstallaties in het Eye Museum vertegenwoordigd. Na vele omwegen en mislukkingen is het me gelukt mijn eigen taal met filmclips en tekeningen te ontdekken. Dus, ja, ik gebruik ook andere technieken dan grafiek.
Hieronder een afbeelding van een digitale prent, gebaseerd op een in het negatief omgekeerde houtskooltekening over een foto.
Als graficus werk je veel met papier. Naarmate ik ouder werd maakte ik me zorgen over de bergen in mijn kasten opgestapelde oplagen van afdrukken. Het lag voor de hand met restproducten en overschot van werk, papier-maché objecten te maken. Gauw ontdekte ik via het internet recepten voor papier-maché klei, dat zich nog makkelijker laat verwerken. Maar bij mijn sculpturen gaat het nooit alleen om het materiaal, er is altijd eerst een idee, dat om een speciaal materiaal vraagt. Hieronder een sculptuur, die resulteerde van een bezoek aan een orchideepark in Florida. Het is bewust lichamelijk vormgegeven, tussen plant en dierlijk orgaan.
Dit werk is in bruikleen van de Hortus Alkmaar en is daar te bezichtigen in het kas café.
Kunt u iets over de plek/atelier vertellen waar uw projecten gecreëerd worden?
Meestal werk ik in Amsterdam in mijn studio thuis. Maar na het overlijden van mijn man werd mijn tweede werkplaats het huis van mijn nieuwe partner aan de Vinkeveense plassen. Frans W. Saris is fysicus en essayist. Samen hebben we sinds 2016 meerdere projecten gerealiseerd, o.a. twee kunstboeken met teksten van hem en beelden van mij. Ook diverse video’s, waarbij water en de spectaculaire ligging van het terrein aanleiding waren voor de uitvoering van mijn ideeën.
Mijn digitaal werk laat ik in het AGA LAB (voormalig AGA) in de Kolenkitbuurt te Amsterdam drukken, daar beschikken ze over grote Epson printers. Er zijn alle soorten papier en textiel om af te drukken en er is expertise om bestanden voor te bereiden. Alex de Vocht, fotograaf, is een kundige begeleider van de digitale afdeling. Incidenteel gebruik ik het AGA LABÂ ook voor een opdracht of het manueel afdrukken van grafiek.
Bij grafiek worden vaak meerdere afdrukken gemaakt om tot het gewenste resultaat te komen. Worden de eerste afdrukken allemaal bewaard of misschien meerdere keren bewerkt?
Dit is een goede vraag. Vaak bewaar ik diverse afdrukken, want de ervaring leert, dat het eindresultaat achteraf gezien niet noodzakelijk het beste is. Bewerking van proefdrukken kunnen mooie unica’s opleveren.
Bij een grafiekopleiding leer je een editie te drukken, waar iedere afdruk (bijna) identiek is. Dit is makkelijk bij zeefdruk en hoogdruk (lino en houtsnede), moeilijker bij litho en bijna onmogelijk bij mijn lievelingstechniek: carborundumdruk, een etstechniek zonder toepassing van zuur. Als inktdrager werk je met een bindmiddel (acrylbinder) en carborundumpoeder op een plaat, die na een aantal afdrukken door de druk van de etspers verslijt.
Hoe kijkt u naar kunst en wat zijn uw inspiratiebronnen?
Voor mij is kunst een middel tot overleving, zowel het beleven van andermans kunst als het maken van kunst. Ze geeft me rust in tijden van nood, houdt me levendig, maakt me oncomfortabel als ik op zoek ben naar iets nieuws, maakt me gelukkig als ik daarin slaag.
Overleven is het thema van de boven afgebeelde, experimentele 3 kanaal video Weathering Prints (2019), waarin ik oude prenten aan een waslijn hing, opgespannen tussen de bomen en op het water in ons terrein aan de Vinkeveense plassen.
Vier dagen lang filmde ik het vergaan van deze papiervellen, bij zon, wind en regen, die eerst stil hingen, zich in de ochtendzon in het water spiegelden en later als vogelvleugels in de storm wapperden, scheurden en zich verhingen in de bossages. Sommige kwamen uiteindelijk in het water terecht, waar ik ze eruit viste en tenslotte allemaal bundelde. Doordat ik de kunstwerken liet verweren, en het hele proces filmde, gaf ik ze een nieuw leven.
Symbiose en biodiversiteit zijn al jaren focus van mijn lectuur en thema van mijn werk, zodat het niet uitzonderlijk is dat onze reizen als vanzelf studiereizen worden rond dit thema en inspiratiebronnen vormen voor later werk. In de laatste 8 jaar hebben 3 reizen me bijzonders verrijkt: Namibië, Suriname, en Marokko. Dit omdat alle drie de landen op hun eigen manier antwoord gaven op mijn vragen hoe ze met de natuur omgaan, hoe ze overleven en hoe hun cultuur zich verhoudt tot andere culturen.
Mijn studies in Namibië resulteerde in een solotentoonstelling in de WG Kunst Galerie met een video, grafisch werk, beelden en een boekpresentatie van Hof van Eden / Garden of Eden in samenwerking met Frans. En een groepstentoonstelling in de Kapberg (Egmond a.d. Hoef).
Deze sculptuur was geïnspireerd op een endemische plant in Namibië, die 1500 jaar kan worden: de Welwitschia Mirabilis. Zij belichaamt het wonder van overlevingskracht.
In Suriname zaten we 4 weken in de kunst residentie ArtCeB in het regenwoud aan de Surinamerivier in Botopasi, een klein dorpje van 200 inwoners. Terwijl Frans zeer korte verhalen schreef met overpeinzingen van het leven daar, tekende ik op grote vellen in houtskool en in kleine aquarellen wat ik om me heen zag. Dit resulteerde in een tweetalig boek Boswachters/ Forest Guardians, een solo-expositie in WG Kunst Galerie met Gast Isidoor Wens, oprichter van ArtCeb, een Surinaamse groepsexpositie in de Amstelkerk en KCB Bergen.
Botopasi tijdens tropische regen. Dit was de hut tegenover de onze.
Wat zijn uw favoriete stromingen in de kunstgeschiedenis?
Ik hou van de Duitse expressionisten (Beckman, Nolde), de Neo-expressionisten (Baselitz) en de Amerikaanse abstract expressionisten (Motherwell, Helen Frankenthaler). Robert Rauschenberg bewonderde ik als studente enorm voor zijn gewaagde assemblages van schilderijen, foto’s, gebruiksobjecten en opgezette dieren, die zonder hiërarchie naast en door elkaar gemonteerd zijn. Dit zijn allemaal kunstrichtingen die het leven vieren, waar theatraliteit en groot gebaar overheersen. Ook de Cobra kunstenaars en de Duitse titaan Anselm Kiefer hebben mijn bewondering.
U bent lid van het ‘KunstenaarsCentrumBergen’ kunt u hier iets over vertellen?
Sinds 2008 neem ik regelmatig deel aan tentoonstellingen in Bergen, in de Grafiekgroep Bergen tot 2016 en in het Kunstenaarscentrum Bergen tot op de dag van vandaag. Deze vereniging, 75 jaar oud, is gevestigd in de villa van het museum Kranenburgh, een mooie plek, die veel bezoekers aantrekt, ook buitenlanders, die hun vakantie in het kunstenaarsdorp doorbrengen. Helaas is er geen respectvolle band tussen de museumdirectie en het bestuur van het kunstenaarscentrum Bergen, hoewel allebei van elkaar zouden kunnen profiteren.
Onder de leden zijn van oudsher ook musici, componisten, dichters en schrijvers, intussen uit alle delen van Holland. Daarmee is enerzijds grote diversiteit en vitaliteit gegarandeerd, aan de andere kant levert het problemen bij het rekruteren van vrijwilligers, die het reilen en zeilen van de vereniging garanderen. Want sinds jaren zijn het altijd dezelfde mensen die vlakbij wonen, die zich beschikbaar stellen voor het bedenken, inrichten en bemensen van de 6 tentoonstellingen per jaar en de speciale evenementen. Hoewel suppoosten bij deelname aan een tentoonstelling verplicht is, verzuimen vele kunstenaars deze na te komen.
Ter vergelijking: Arti et Amicitiae in Amsterdam is een veel oudere kunstenaarsvereniging, bij wie ik me ook aangesloten heb. Het lidmaatschap is aanzienlijk duurder en de bezoekersaantallen veel geringer, mogelijkheden om je werk te laten zien zijn er ook veel minder. Je kunt in het zogenaamde Art Space solo exposeren en je hebt het recht om een keer per jaar één werk te tonen tijdens de Salon.
Wel kun je zelf een groepstentoonstelling-project voorstellen. Je wordt dan wel geacht om een thema, deelnemers, opstelling van het werk in de zaal (zalen) en financiering in detail te specificeren. De kans is minimaal, dat na al die moeite de tentoonstellingscommissie het voorstel honoreert.
Aan de positieve kant zijn er interessante randprogramma’s die je als lid wel gratis kunt bezoeken. De tentoonstellingen zijn meestal avantgardistisch en lokken stellingname uit. Ook zijn er schitterende feesten na openingen en de sfeer tussen de kunstenaars en kunstlievende leden is dan geweldig.
Ten slotte
Neem ook eens een kijkje op www.ursulaneubauer.nl.